woensdag 30 maart 2011

Het tijdperk van het nieuwe beleggen is aangebroken

Beleggers zijn er bang voor dat de winsten bij bedrijven, en dus de aandelenkoersen, de komende twaalf maanden zullen dalen. Dat blijkt uit de Bank of America Merrill Lynch Fund Manager Survey uit maart dit jaar.

Zij zijn niet zozeer bang voor een nieuwe recessie die de winsten omlaag zal drukken maar voor stagflatie. Stagflatie is een combinatie van lage of negatieve economische groei en stijgende inflatie.

Stagflatie
 
Sinds het begin van dit jaar is het aandeel van fund managers die zich zorgen maken over stagflatie verdubbeld.

In reactie op die zorgen hebben veel fund managers en beleggers besloten meer geld dan eerder in contanten aan te houden.

Dat is veiliger dan op de beurs ergens in te beleggen. Uit rendementsoogpunt is het een slechte ontwikkeling volgens mij. Sparen levert immers weinig op, dankzij de lage rentes van de centrale banken.

Sparen levert niets op
 
Wanneer we daar vervolgens de inflatie vanaf halen om achter te komen wat sparen echt oplevert, dan is het beeld om te huilen. Veelal is de inflatie namelijk hoger dan de rente op een spaarrekening. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de fiscus die elk jaar belasting heft over een fictief rendement waar spaarders alleen maar van kunnen dromen. Kortom, ondanks de rentebijschrijvingen gaan de spaarders er in reële termen op achteruit.

Dit onderstreept mijn stelling die ik tijdens de afgelopen Dag van de Belegger in de Amsterdamse RAI heb geponeerd, namelijk dat beleggen in de toekomst veel minder een kwestie van zoveel mogelijk rendement maken zal zijn en veel meer in het teken zal staan van het zich beschermen tegen verliezen. De winnaar wordt diegene die het minst verliest.

Mag het ietsje minder zijn? Nee, liever niet!

Van een van de reguliere bezoekers (dank) van inflatieblog.nl kreeg ik onlangs een link doorgestuurd naar een artikel over bedrijven die verpakkingen van hun producten kleiner maken en zo de hogere inkoopkosten doorberekenen (het artikel bevat heel veel voorbeelden van kleinere verpakkingen en ongewijzigde prijzen uit de VS en geeft ons zo een inkijkje in wat we in Nederland mogen verwachten).

Het is een ontwikkeling die al enige tijd gaande is en waaraan ik op deze plek aandacht heb besteed. Dit speelt overigens ook nu al in Nederland. Rokers onder jullie, met name die van shag, zullen het wel weten. De verpakking is kleiner geworden, de prijs niet. Het zou me verbazen als het alleen bij een pakje shag blijft.

Pas het begin
Ik vrees namelijk dat dit pas het begin is. Je moet het eigenlijk zo zien.

Je bent een manager of een ondernemer en je zit klem: je inkoopkosten lopen elke maand behoorlijk op en doorbereken ervan op de gangbare manier, namelijk de prijzen verhogen, stuit op veel weerstand bij de consument.
Bovendien kan dat, gezien de huidige stand van de economie, de omzet danig raken (tenzij je iets maakt wat niemand anders maakt, zoals een Heineken-biertje, dan is het wat makkelijker. Dit onderwerp, ook bekend als het pricing power-vraagstuk, zal binnenkort uitgebreid aan bod komen in een van mijn maandelijkse nieuwsbrieven. U kunt zich daarvoor inschrijven hier).

Winstmarge slinkt
Wat doe je dan? Enige tijd teer je als manager of ondernemer in op je winstmarge (leuk is het niet, maar iets minder mag ook, het is niet alsof de wereld vergaat, denk je dan). Vervolgens gaat ook dat na enige tijd knagen.

De volgende stap is dan hier en daar wat snoeien in uitgaven en/of de efficiency verhogen, maar daar komen ook geen wonderen vandaan (was dat zo, dan had je het namelijk allang gezien en uitgebuit).

Uiteindelijk kom je zo, via een omweg, terug bij de eerste stap, namelijk de noodzaak de gestegen kosten door te berekenen. Er is simpelweg geen ontkomen aan.

Onzichtbaar
Nog steeds geldt echter dat dat zichtbaar doen, gevaarlijk is. Dan maar op een minder zichtbare manier proberen hetzelfde te doen. Ofwel, je probeert de prijsverhogingen te verbloemen. En zo zijn we aanbeland bij het kleiner maken van verpakkingen.

Vaak wordt daarbij de marketingafdeling erbij gehaald. Ineens zijn je producten ‘groener’ of 'gezonder’.

Mede door de marketinginspanningen werkt die aanpak een tijdje, dankzij de inzichten in de menselijke psyche. Uit talloze onderzoeken blijkt namelijk dat de consument veel minder moeite heeft met een kleinere verpakking tegen dezelfde prijs, dan dezelfde hoeveelheid tegen een hogere prijs.

Achteroverleunen?
 Goed, dat besluit om verpakkingen kleiner te maken is dan genomen en uitgevoerd. Maar de ondernemer of de manager kan niet rustig achterover leunen. Zijn inkoopkosten blijven stijgen en hij kan de verpakkingen niet almaar kleiner en kleiner maken.

De bedoeling van die operatie was namelijk de gestegen kosten zo onzichtbaar mogelijk te proberen door te geven. Verpakkingen almaar kleiner maken past daar niet bij. Een zakje chips terugbrengen van 1.000 gram naar 900 wil nog wel eens aan de aandacht ontsnappen. Een stapje verder gaan en er maar 800 gram in te gooien, valt daarentegen wel snel op.

Ik vrees dan ook dat bedrijven er uiteindelijk niet aan zullen ontkomen de gestegen kosten door te berekenen in de vorm van prijsverhogingen. Niet omdat ze dat zo graag willen, maar simpelweg omdat dat de enige optie zal zijn, hoe slecht dat ook mag uitpakken voor omzet. Ik moet eigenlijk stellen dat de prijzen verhogen de enige acceptabele optie is. Want een alternatief is er wel, namelijk de deuren sluiten. Maar het mag duidelijk zijn dat dat nog erger is.

Beleggen
Zelfs als dat zou gebeuren, dat veel bedrijven kopje onder gaan, ook dan zal de inflatie niet uitgeroeid zijn. Bedrijven die sluiten, betekent dat de concurrentie afneemt. Minder hevige concurrentie maakt het voor de overblijvers makkelijker de prijzen wél te verhogen zonder kopje onder te gaan (meer concurrentie op mondiaal niveau heeft de inflatie de afgelopen drie decennia omlaag gedrukt, zoals ik uitvoer uitleg in mijn boek Het inflatiespook).

Ik denk dat we eraan moeten wennen dat inflatie dit decennium net zo gewoon voor ons zal zijn als dat de zon elke ochtend in het oosten opkomt.

Tot slot een stukje goed nieuws: geen bedrijf of belegger of spaarder staat er machteloos tegenover. Er is namelijk altijd wel iets te doen om de inflatie te verslaan.

Bent u een ondernemer of manager? En worstelt u met de stijgende inkoopkosten? Ik ben zeer benieuwd naar uw ervaringen van de laatste tijd en uw verwachtingen. U kunt me mailen op edin@inflatiekomteraan.nl

dinsdag 29 maart 2011

Het klimaat en de inflatie

Jan Modaal of zijn Amerikaanse evenknie Joe Sixpack heeft er geen bewijs voor, maar zijn gut feeling zegt hem dat het weer extremer is dan vroeger. Zelf kunnen we er vaak over mee praten. Als klein kind speelde ik elk jaar weer in een dik pak sneeuw in Bosnië-Herzegovina. Tegenwoordig ligt er ook elk jaar sneeuw, maar het is elk jaar weer zichtbaar minder dan 20 jaar geleden (mijn ouders zeggen overigens op hun beurt dat mijn jeugdjaren niets zijn vergeleken met toen zij kinderen waren).

Het zijn wetenschappers die het antwoord moeten geven of het weer inderdaad extremer is dan in het verleden of niet. Komen droogtes en overstromingen inderdaad vaker voor?

Zoals zo vaak lopen de meningen daarover sterk uiteen. Ikzelf sluit me, mede gebaseerd op die gut feeling en ervaring, bij de groep die zegt dat het extreme weer inderdaad vaker voorkomt.

Een groep klimaatwetenschappers heeft onlangs in een artikel in het blad Science betoogd dat door het broeikaseffect ‘hittegolven vaker zullen voorkomen, heviger zullen zijn en langer zullen duren dan voorheen’. De laatste twee hittegolven stammen uit 2003 en vorig jaar. De kans op een mega-hittegolf in een jaar, zal in loop van de komende vier decennia met een factor 10 stijgen, aldus de onderzoekers.

Hittegolven in 2003 en 2010 hebben volgens de metingen de soms 500 jaar oude hitterecords in sommige werelddelen verbroken. Zij besloegen ook een grotere oppervlakte dan de hittegolven van vóór 2003.

Die hittegolven hebben veel gevolgen gehad: duizenden mensen zijn eraan overleden bijvoorbeeld. Economische effecten zijn er ook. Droogtes in Rusland zorgden vorig jaar voor tegenvallende graanoogsten, waardoor de Russen besloten geen graan te exporteren. Zo leidden de droogtes op de doorgaans vruchtbare Russische landerijen tot stijgende voedselprijzen in een groot deel van de rest van de wereld, duizenden kilometers van Rusland vandaan.

Overstromingen in Pakistan, Australië en China hebben hetzelfde effect gehad, net als droogtes in Latijns Amerika.

Als het inderdaad zo blijkt te zijn dat ze de komende jaren vaker zullen voorkomen en dat het weer vaker roet in het eten gooit, dan betekent dat in ieder geval meer onzekerheid (en vaker tegenvallende) oogsten. Met als gevolg hogere voedselprijzen. Iets waarmee de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds, de Voedselorganisatie van de Verenigde Naties en de Europese Centrale Bank duidelijk rekening mee houden.

maandag 28 maart 2011

NEVI-index reden voor alarm

Unilever verhoogt de prijzen van zijn wasmiddelen en andere producten met soms 15 procent volgende maand. Niet schrikken of meteen de kelder vol stoppen met Robijn en Omo. De prijzen gaan namelijk in China omhoog. Dat meldt de Chinese krant Shanghai Daily. Unilever heeft de prijsverhogingen bevestigd.

Al eerder heeft McDonalds de prijs van zijn Happy Meal en andere broodjes verhoogd in China.

Daarmee zijn Unilever en McDonalds al lang geen uitzonderingen. Heel veel bedrijven verhogen hun prijzen in China.

De reden is geen specifieke Chinese ontwikkeling maar de gestegen prijzen van grondstoffen die bedrijven als Unilever zelf moeten kopen om wasmiddel, hamburgers of wat ze verder ook maken. Daarnaast wordt transport duurder, door de hoge olieprijs, maar ook verpakkingen voor die producten, aangezien paper ook duurder is geworden.

Europa en Nederland zijn daar niet immuun voor. Al enkele maanden stijgt de inflatie ook in ons werelddeel. De inkoopkosten van de Nederlandse bedrijven stijgen al maanden, blijkt uit de maandelijkse barometer van de NEVI, de Nederlandse Vereniging voor Inkoopmanagement. In februari dit jaar was de stijging zelfs het grootst sinds de NEVI die gegevens bijhoudt.

Die prijsdruk sijpelt nu al enige tijd door naar de consument, maar meer prijsstijgingen zijn te verwachten de komende tijd. Bedrijven berekenen de kosten namelijk wel door aan de consument, maar dat is veel minder dan wat ze zelf moeten betalen. Hoe langer dat aanhoudt, hoe meer hun winst onder druk komt te staan.

Grote kans dat de bedrijven de gestegen kosten ook de komende tijd niet helemaal zullen kunnen doorberekenen. Dan ontstaat er een situatie die voor niemand erg leuk is, noch voor de consument noch voor de belegger, namelijk dat de prijzen blijven stijgen, hoewel niet hard, en de winsten steeds meer onder druk komen te staan.

Beleggingsanalisten maken er een jaarlijks spelletje van, raden op welke stand de AEX het jaar zal afsluiten. Net zo relevant is echter hoeveel Robijn eind dit jaar zal kosten?

zondag 27 maart 2011

‘Er is volop bewijs dat hogere voedselprijzen geen tijdelijk fenomeen zijn’

Oost-Azie gaat gebukt onder de gestegen en verder stijgende inflatie en de centrale banken moeten de rentes verder verhogen. Dat is de conclusie en het advies van het halfjaarlijkse rapport van de Wereldbank over de genoemde regio.

De economische groei van de groeimotor van de wereldeconomie kan dit jaar iets lager uitvallen dan de geraamde ca. 8 procent. Dit omdat inflatie bevechten nou eenmaal de economische groei raakt. Inflatie bestrijden houdt namelijk in dat de centrale banken de rente verhogen. Iets wat de economische groei op de korte termijn omlaag duwt.

Zoals ik vorige maand in de gratis inflatienieuwsbrief geschreven heb, gaan de centrale bank uit Oost-Azie maar ook andere opkomende landen nog niet ver genoeg met hun renteverhogingen. Die blijven vooralsnog te laag om echt te kunnen spreken van overwinning op het inflatiemonster.Met alle gevolgen van dien.

De Wereldbank waarschuwt daar ook voor. Zij maakt zich zorgen over centrale banken. Die doen zoals gezegd wel iets tegen de inflatie, maar te weinig waardoor ze de strijd dreigen te verliezen.

De inflatie loopt de laatste tijd vooral op door de gestegen voedselprijzen. “Er is echter volop bewijs dat de stijging van de voedselprijzen niet een tijdelijk fenomeen is”, aldus de Wereldbank.
Daarnaast groeit de kredietverlening volop in de regio en stijgen de prijzen van onroerend goed.

donderdag 24 maart 2011

Uruguay op de onorthodoxe toer en de Filippijnen roeren zich ook

Je hebt renteverhogingen door de centrale banken en je hebt RENTEVERHOGINGEN. Zoals op deze blog al eerder is bericht, zal de Europese Centrale Bank begin april de rente in de eurozone verhogen. Veel andere centrale banken in de wereld zijn daar al enige tijd mee bezig.

Heel vaak verhogen de centrale banken de rente met 0,25 procentpunten. Dat is geen voorschrift van de gilde van de centrale bankiers, maar is in loop der tijd een ongeschreven regel geworden waar iedere centrale bank zich bijna altijd aan houdt. Bijna altijd, want af en toe wil een centrale bank out of the box treden en de rente met 0,5 procentpunt verhogen of verlagen.

De centrale bank van Uruguay is eerder vandaag echter zo ver out of the box gegaan, dat de box nergens meer te zien is. Die bank verhoogde de rente namelijk in één keer met een vol procentpunt, van 6,5 naar 7,5.
De reden is, zoals overal ter wereld, de veel te hoge inflatie. In Uruguay bedraagt die ruim 7,5 procent.

Ondertussen in Azië

Zij horen er weer bij, de Filippijnen. De centrale bank van dat land was het enige grote regionale monetaire kasteel waarvan de ophaalbrug omlaag was (uiteraard heb ik het hier over de opkomende Aziatische landen, dus heel Azië met uitzondering van Japan). 

De centrale bank van de Filippijnen heeft de rente sinds juli 2009 niet verhoogd. De rente staat daarom nog steeds op de laagste stand ooit, namelijk 4 procent.

De centrale banken van andere landen in de regio (Thailand, Indonesië, China, Zuid-Korea, India) hebben de rentes al verhoogd, soms met veel meer dan één keer, in reactie op de stijgende inflatie.

De inflatiegolf heeft de Filippijnen niet gespaard. Vandaar dat de centrale bank van dat land het voorbeeld van de genoemde landen moet volgen wanneer het bestuur bijeen komt volgende week, menen veel analisten.

woensdag 23 maart 2011

Al het goeie komt uit….Estland?

Vlak na de jaarwisseling heb ik in een opiniestuk in de Volkskrant en op mijn blog bij EUObserver.com betoogd dat de toetreding van Estland tot de eurozone toe te juichen is (het artikel is daardoor op heel wat Estse internetsites en in de kranten van dat land genoemd).

Een van de redenen is dat Estland inflatie bestrijden (en voorkomen) veel belangrijker vindt dan de economische groei op de korte termijn kunstmatig op te proppen. Geld drukken om begrotingstekorten bij de overheden te financieren is ook uit den boze.
Aangezien het hoofd van iedere centrale bank uit de eurozone automatisch lid is van het bestuur van de Europese Centrale Bank, schreef ik al dat de Estse centrale bankier de anti-inflatie fractie binnen de ECB (de haviken) zou versterken. Goed nieuws dus.

Niet eens drie maanden later wordt mijn betoog bevestigd. Andres Lipstok, het hoofd van de Estse centrale bank, veegt de vloer met die economen en analisten (en sommige van zijn collega’s bij de Europese Centrale Bank) die de stijgende inflatie als niet-bedreigend beschouwen.

De kans dat de inflatie in de eurozone structureel hoger komt te liggen is toegenomen, aldus Lipstok in een opinieartikel in de Estse krant Portimees. De opwaartse druk op de inflatie duurt ‘irritant lang en er is niets dat erop wijst dat de druk zal afnemen', aldus hij.

Niet slecht voor zijn eerste publieke optreden sinds hij lid van het bestuur van de ECB is geworden op 1 januari dit jaar.

Met zo’n centrale bankier in het bestuur van de ECB slaap ik een stuk rustiger. Ach, de ECB, de bank die binnenkort een nieuwe President moet krijgen. Enkele namen worden genoemd. Lipstok niet. Jammer.

Britse centrale bank geeft het toe: werkelijke inflatie ís hoger

Zoals regelmatige bezoekers van deze blog en/of de lezers van mijn boek Het inflatiespook  weten, ben ik van mening dat de officiële inflatiecijfers de werkelijke inflatie enigszins onderschatten.

Uiteraard deelt niet iedere econoom die mening. Veel economen scharen die opvatting vrij snel in de categorie ‘complotten’. Mijn respect voor die collega’s is er niet minder om. Economen die het met elkaar niet eens zijn, dat is van alle tijden (en zal ook nooit veranderen). Dat is het mooie van de professie, de discussie die over alles gevoerd kan en moet worden, zolang die maar over inhoud gaat.

Stop de discussie!
Maar soms wordt de reden voor een discussie plots weggenomen. Dat geldt sinds kort voor het vraagstuk ‘stellen de officiële inflatiecijfers de prijsstijgingen mooier voor dan ze in het echt zijn’. Het wordt namelijk een heel ander verhaal als een centrale bank zelf toegeeft dat de inflatie jarenlang hoger is geweest dan uit de officiële cijfers bleek in die tijd. Zoals de vermaarde Britse econoom  John Maynard Keynes ooit antwoordde toen hij een keer van mening veranderde en daarop aangesproken werd door een criticus: ‘als de feiten veranderen, dan verander ik van mening. En u?’

De Britse centrale bank schreef in haar laatste Inflation Report dat het officiële inflatiecijfer (consumenten prijsindex, CPI) in Groot-Brittannië sinds 1997 tot en met 2009 elk jaar 0,3 procentpunt hoger had moeten zijn. De voor veel Britten relevantere RPI (Retail prijs index) had zelfs elk jaar 0,6 procentpunten hoger moeten zijn.

Die t-shirts toch
Waarom? De centrale bank is er namelijk achter gekomen dat er een gapend gat bestaat tussen de werkelijke prijzen van kleding en schoenen en de prijzen ervan zoals die door het Britse bureau voor de statistiek zijn gemeld. Dat gat was zodanig dat de jaarlijkse inflatie dus 0,3 respectievelijk 0,6 procentpunt hoger is geweest dan gemeld.

Goed, het is niet dat het verschil gigantisch is, het gaat om enkele procentpunten in ruim een decennium. Er is geen Brit die daardoor onder de armoedegrens is komen te leven. Dat maakt echter niet veel uit.
Wat duidelijk is, is dat de werkelijke inflatie systematisch, jaar in jaar uit voor een periode van 13 jaren, hoger is geweest dat de statistici gemeld hadden.

Geen opzet
Niet dat er opzet is in het spel, daar geloof ik niets van (dus er is toch ruimte voor complotdenken). Het meten van prijsveranderingen in onze moderne samenlevingen is een uiterst gecompliceerde taak. Zeker als het gaat om kleding zoals hier het geval is.
Vergelijken met de prijzen van enkele maanden eerder, laat staat een jaar eerder, is heel lastig, al is het maar omdat de collecties wisselen. Identieke t-shirts, broeken of schoenen zijn heel vaak niet meer te krijgen na zoveel tijd bijvoorbeeld.

Dat er geen opzet in het spel is, is echter óók niet echt waar het om gaat. Waar het wél om gaat is dat roepen dat de officiële inflatiecijfers de prijsveranderingen correct weergeven, simpelweg niet meer kan. Want  wie garandeert ons dat de prijsberekeningen van al die andere goederen en diensten wel juist zijn? 

Dat de officiële inflatiecijfers misschien, heel misschien de werkelijke geldontwaarding onderschatten is veranderd van een mening in een feit. Wat zei Keynes ook alweer?

dinsdag 22 maart 2011

GRATIS NIEUWSBRIEF?

Registreer u nu voor de gratis maandelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen over de ergste vijand van uw geld, inflatie.

'Producenten maken verpakkingen kleiner'

Het onderstaande bericht is afkomstig van de site nu.nl. Het artikel spreekt voor zich. Enige tijd geleden schreef ik een stuk over een soortgelijke ontwikkeling in de VS. Nu is het overal. Enkele bezoekers van deze blog hebben me voorbeelden gestuurd van kleinere verpakkingen (maar uiteraard geen 'kleinere' prijzen) in de Nederlandse supermarkten. Mocht u zoiets tegenkomen, meld het aub, via het mailadres edin@inflatiekomteraan.nl.

Ik ben namelijk benieuwd of de statistici van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) met dit effect rekening houden als ze de inflatie in Nederland berekenen. Over een paar weken zal ik ze een brief sturen met die vraag. Hoe meer Nederlandse voorbeelden ik heb voor dit soort praktijken, hoe moeilijker het voor ze wordt om de brief te negeren. Dus: ogen open in de supermarkt en ziet u iets verdachts...MAILEN MAAR.

Hier dan het artikel van nu.nl

Voedingsproducenten zoals Kraft, Mars en PepsiCo maken verpakkingen kleiner om de lage prijzen in supermarkten vol te kunnen houden. Dat schrijft de Britse krant Sunday Times dit weekend.

Grote supermarktketens in Groot-Brittannië voeren, net als in Nederland, al decennialang prijzenoorlogen om consumenten te trekken. Voedingsproducenten kunnen die lage prijzen lastig handhaven, nu de grondstofprijzen dit jaar mogelijk verdubbelen en consumenten niet bereid zijn meer uit te geven.

Grote producenten zoals Kraft, PepsiCo en Mars gebruiken daarom andere technieken om niet aan de lage prijzen te tornen: ze maken de verpakkingen van hun producten kleiner.

Toblerone
Zo kromp de grote Dairy Milk chocoladereep van Cadbury van 140 naar 120 gram en verkleinde PepsiCo het pak Tropicana sap van 1,75 naar 1,5 liter.

Krafts Toblerone kromp van 200 naar 170 gram en Tetley verkoopt nu thee met 88 in plaats van 100 zakjes in de doos.

Multipack
Er wordt volgens de krant zelfs bespaard op de hoeveelheid hondenbrokken in een zak. De prijzen van de producten krompen niet mee.

Een andere tactiek is het formaat van producten in een multipack te verkleinen. Een zakje chips in een grote verpakking kan bijvoorbeeld 5 gram minder wegen dan los.

Psychologisch
Deze tactiek helpt de producenten de kosten te reduceren, zonder psychologische prijsgrenzen te doorbreken. Een Britse expert legt uit dat consumenten schrikken als er duidelijk een hogere prijs staat bij een alledaags product.

Supermarkten hebben volgens de kenners allerlei manieren om producenten onder druk te zetten. Ze schrappen het product nog niet uit het assortiment, maar kunnen het wel uit de promotionele activiteiten weghouden.

© ANP / Nu.nl

maandag 21 maart 2011

Pas op voor economen die ‘output gap’ roepen

Goed, de inflatie loopt nu wel wat op, maar maakt u zich geen zorgen, dat is slechts tijdelijk. Dat is de boodschap die sommige economen en analisten de wereld in slingeren.

Een van de belangrijkste argumenten is dan dat de output gap zeer negatief is. Op een niet-econoom maakt dat vaak veel indruk, zo’n stoerklinkende term. Hij zal wel weten waar hij het over heeft, kunt u al snel denken.

Hier volgt een poging daar wat meer licht op te laten schijnen. Het begin natuurlijk met de vraag wat die output gap is? Dat is het verschil tussen de werkelijke productie in een land en de maximale productie die de economie van een land aan kan zonder oververhit te raken.

Geblinddoekt
Je kunt het ook zo zien: probeer maar eens het verschil te raden tussen de werkelijke snelheid van de auto waar je in zit en de maximale snelheid ervan? Een koud kunstje toch. Je weet wat je auto maximaal aan kan. En hoe hard de auto op een gegeven moment gaat, is ook makkelijk af te lezen aan het dashboard. Maar nu gaan we langs de weg staan. 
U mag even een blik werpen om te zien welke auto zo meteen langs u komt rijden. Daarna wordt u geblinddoekt. Nu gaat de auto die u gezien heeft rijden. Na enige tijd passeert het voertuig u en u moet vertellen hoe groot het eerder genoemde verschil is. Lastig? Natuurlijk, want u heeft geen idee hoe hard die auto aankan (u kunt er hooguit een grove schatting van maken) en hoe hard die reed toen de auto langs u kwam. Dat is echter exact wat economen moeten doen om de output gap te meten.

Zij moeten zoals gezegd het verschil berekenen tussen de werkelijke productie (het bruto binnenlands product) en de maximale productie die een economie aan kan zonder over te koken. Het mag duidelijk zijn dat dat net zo makkelijk als schatten hoeveel ballen er liggen in de ballenbak bij de Ikea: hoe vaak je het ook probeert, je zit er altijd naast.

Ikea ballenbak
Als je echter leest en hoort met welke stelligheid sommige economen uitsluiten dat de inflatie verder zal stijgen, dan ben je geneigd te denken dat ze die output gap tot minstens twee cijfers achter de komma precies kunnen berekenen. Niets is echter minder waar. Sterker nog, het blijkt al zeer lastig te zijn het cijfer voor de komma goed te raden. De economen zitten er altijd naast om de simpele reden dat de output gap niet te meten is.

Het meten van het bruto binnenlands product (bbp), wat niets anders is dan de optelsom van de waarde van alles wat we met zijn allen maken in een jaar, is al zeer lastig. Zo zal het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek pas in de zomer van 2013 de wat het noemt ‘definitieve raming’ publiceren voor het Nederlandse bbp in 2011. Bijstellingen na de zomer van 2013 over het bbp in 2011 zijn mogelijk. Het beste wat de economen hier en nu kunnen over 2011 is dus een ruwe schatting maken. En dat is nog het makkelijke deel van de berekening van de output gap!

Als het meten van iets tastbaars, zoals de waarde van alles wat we in een jaar maken ,zo’n lastige opgave is, dan is het niet moeilijk voor te stellen dat het meten van iets ongrijpbaars als hoeveel we met zijn allen kunnen produceren zonder dat het te veel wordt, helemaal een hopeloze missie is. Tel die twee moeilijkheden bij elkaar en het mag overduidelijk zijn: meten van de output gap is zo onnauwkeurig dat op basis daarvan verregaande conclusies trekken niet verstandig is.

Geschiedenis herhaalt zich weer? 
Bovendien is het niet alsof we ons nooit aan die steen gestoten hebben. Ruim twintig jaar na de inflatie-ellende uit de jaren zeventig kwamen de wetenschappers met een verklaring voor hoe het toch zo mis kon gaan. De belangrijkste reden: de output gap werd in die tijd stelselmatig onderschat. Ik heb sterk de indruk dat de output gap ook nu zwaar overschat wordt.

En dan heb ik het nog niet eens gehad over onderzoeken die uitgewezen hebben dat de output gap en inflatie zoals economen dat noemen negatief gecorreleerd zijn, wat niets anders betekent dan dat niet de stand van de economie (output gap) de inflatie bepaalt, maar dat het juist andersom is: de inflatie is bepalend hoe het met de economie gaat.

Bovendien is de historie vol met voorbeelden van landen waarin de economie in een belabberde situatie verkeerde (lees de output gap was negatief) maar die tegelijk gebukt gingen onder hoge of zeer hoge inflatie en soms zelfs regelrechte hyperinflatie. Brazilië in de jaren zeventig en tachtig is een voorbeeld, maar ook de Europese landen in de jaren zeventig. Momenteel verkeert een land als Griekenland in een recessie, maar de inflatie is er wel bijna drie keer zo hoog als in Nederland.

We kunnen nog een stap verder gaan en het output gap argument tot op het bot ontleden en daaruit conclusies trekken met betrekking tot de ontwikkelingen op het inflatiefront. Daarbij kijken we dan naar de VS en China, de twee belangrijkste (en grootste) economieën ter wereld. Die analyse komt ergens de komende weken op deze site te staan verwacht ik. De abonnees op de gratis nieuwsbrief van inflatieblog.nl krijgen die eerder opgestuurd. Geen abonnee? Meld u dan nu aan!

zondag 20 maart 2011

Japan en de Nederlandse inflatie

Wat is de invloed van de ramp in Japan op de wereldinflatie, meer concreet, hier bij ons, 9.293 kilometer van de Japanse hoofdstad Tokio?

Zoals altijd zijn er gevolgen op de korte en middellange termijn. Zo zullen op de korte termijn de laptops en smartphones waarschijnlijk duurder worden, kon u onlangs uitgebreid lezen in de kranten.

De belangrijkste gevolgen zijn natuurlijk die op de middellange en lange termijn, daar focus ik me dan ook op hier op deze blog. Dat was ook de focus in mijn boek Het inflatiespook.

Eén gebied waarop de aardbeving in Japan nog heel lang voor naschokken zal leiden, betreft de grondstoffen, met name de olie of meer in het algemeen de energieprijzen.

Waardeloze grond
Japan is een zeer grondstoffenarm land. Bijna alles moet de derde grootste economie ter wereld invoeren. Om de afhankelijkheid van het buitenland enigszins te proberen te beperken, richt het land zich sinds het begin van de jaren zeventig relatief veel op kernenergie. Inmiddels zijn de kerncentrales goed voor ruim één derde van de totale energieproductie in het land van de rijzende zon.

De nucleaire ramp die we dagelijks in de kranten en op onze TV-buizen voorbij zien komen, zal ongetwijfeld ervoor zorgen dat Japan voor een deel op zoek zal gaan naar andere energiebronnen (er wordt overwogen de kerncentrale die nu voor problemen zorgt onder een dikke laag beton en aarde te begraven).

Trek in olie
Dat zal al snel betekenen dat de vraag naar kolen en olie zal stijgen (denk erom, we hebben het niet over de op twee na grootste economie ter wereld). En omdat op zijn minst tijdelijk veel raffinaderijen in Japan buiten gebruik zijn, betekent dat, alweer op zijn minst op de korte termijn, meer vraag naar verwerkte olie, dus brandstof klaar voor gebruik. Op de middellange termijn zal Japan waarschijnlijk meer olie kopen op de wereldmarkt.

Aangezien de ramp in dat land een discussie over kernenergie in de rest van de wereld ontketend heeft, is het ook goed voor te stellen dat op zijn minst de plannen voor de bouw van nieuwe kerncentrales vertraging zullen oplopen. Europa wil bijvoorbeeld al zijn kerncentrales aan een stresstest onderwerpen, in Duitsland worden de kerncentrales die vóór 1980 zijn gebouwd stilgelegd en de publieke opinie is minder kernenergievriendelijk aan het worden. Dat hoeft geen afstel van allerlei plannen te betekenen, zoals een tweede kerncentrale in Borssele, maar wel langdurige vertraging op zijn minst.

Stopcontact
Ondertussen willen we nog steeds dat er gewoon stroom komt uit onze stopcontacten. Grote kans dus dat de vraag naar olie, die toch al sterk zou stijgen de komende jaren door de hoge economische groei in opkomende landen, nóg sterker zal stijgen.

Het is bij dat alles goed voor te stellen dat de benzineprijs aan de pomp zelfs harder stijgt, al is het maar omdat meer vraag naar olie ook meer vraag naar schepen om die olie te vervoeren betekent. Het vervoeren van olie kan dan ook makkelijk duurder worden, wat uiteindelijk tot uitdrukking zal komen in de prijs van een liter super (plus) en diesel.

Aan de aanbodkant verandert er barweinig. Te weinig in ieder geval om een nog harder stijgende vraag bij te benen. Zoals ik hier en in mijn boek al vaak heb gesteld: wanneer iets schaarser wordt, wordt het ook duurder.

Wat voor ons in Europa nog van groot belang is in dit opzicht, is hoe het met de euro zal aflopen. Een zwakke euro betekent dat de olie extra duurder wordt voor ons. Binnenkort verschijnt mijn boek ‘De toekomst van de euro: keert de gulden terug?’. Het is mogelijk dat boek nu al te bestellen.

Gratis nieuwsbrief over inflatieontwikkelingen? Registreer nu!

donderdag 17 maart 2011

Kijk die importprijzen gaan!

Het tijdperk van lage inflatie is voorbij. Wie mijn boek Het inflatiespook heeft gelezen en/of regelmatig op deze blog rond heeft gekeken, zal niet verbaasd zijn.

Steeds vaker druppelen de bewijzen daarvoor binnen of onderstrepen ontwikkelingen die in Het inflatiespook al gesignaleerd waren. Zo ook deze week.

De importprijzen in de VS blijven stijgen. Spullen die de Amerikanen uit China halen zijn 0,4 procent duurder geworden. Dat is een wereld van verschil met de afgelopen decennia. China zorgde toen juist voor een sterke  neerwaartse druk op inflatie. Iets wat, getuige de cijfers, veranderd is en blijft veranderen.

Het is te verwachten dat de opkomende landen zoals China, de komende jaren voor meer opwaartse druk op de inflatiecijfers in het Westen zullen zorgen. Denk daarbij wel aan het volgende: dat is niet de enige bron van inflatie in de toekomt, helaas is het aantal bronnen veel groter. Het blusvermogen van de wereld schiet tegelijkertijd zwaar tekort.

Om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van inflatie kunt u zich registreren voor mijn gratis nieuwsbrief.

woensdag 16 maart 2011

Over haviken, duiven en tijgers

Er zijn twee soorten centrale bankiers, namelijk centrale bankiers die slapeloze nachten beleven wanneer de inflatie ook maar een teken van leven begint te geven en hun collega’s die zelfs bij duidelijke prijsstijgingen stug blijven doorslapen.

De eerste groep kan niet wachten totdat de nacht voorbij is om naar kantoor te vertrekken en daar een verhaal op te hangen waarom de rente omhoog moet om inflatie terug in het hok te krijgen.
De tweede groep wil er niets van horen en heeft medelijden met de economie. Renteverhogingen dwingen weliswaar de inflatie terug, maar zij hebben hetzelfde effect op economische groei op de korte termijn.

Leden van de eerste groep staan bekend als haviken. Hun collega’s die vooral naar de economische ontwikkelingen op de korte termijn kijken, zijn de duiven (dit wil overigens niet zeggen dat de haviken geen oog voor het reilen en zeilen van een economie hebben. Zij kijken alleen naar de middellange termijn en stellen dat inflatie aanpakken de economie op den duur juist sterker maakt).

Of hij het erom deed om in de dierenwereld te blijven of niet, het is een feit dat de Chinese premier Wen inflatie als een ‘tijger' omschreef onlangs. 'Zodra je de tijger loslaat, is het lastig om hem weer in de kooi te krijgen’, aldus de Chinees.

Volgens de Chinese premier is de hoge inflatie in de wereld deels veroorzaakt door het monetaire beleid in het buitenland, zonder namen van landen te noemen. Maar iedereen weet natuurlijk over welk land hij het had: de Verenigde Staten.

In een interview in de Volkskrant enige maanden geleden heb ik al gezegd dat als iemand een schuldige wil aanwijzen, hij naar de VS moet kijken en niet naar China met een ondergewaardeerde yuan.

De Fed print honderden miljarden dollars erbij alsof er geen morgen bestaat in verwoede pogingen de economische groei aan te wakkeren. Dat dat niet bijzonder effectief is, deert de Fed overigens niet.

Het is niet effectief omdat die versgedrukte dollars niet oplossen zodra ze de VS uit zijn. En dat gebeurt in grote mate.
Veel beleggers gebruiken die dollars om te beleggen in andere landen, waar de economische groei wel hoog is, lees China, India, Brazilië en al die andere opkomende landen. Met als gevolg dat de economische groei daar een extra stimulans krijgt en de inflatie verder omhoog wordt aangejaagd. Iets wat vervolgens doorsijpelt naar het Westen, omdat hoge economische groei in opkomende landen gelijk is aan verder toenemende vraag naar grondstoffen van aluminium tot zink. Grondstoffen die wij ook nodig hebben en die dus duurder worden.

De centrale banken zijn de laatste verdedigingslinie tegen inflatie. Cruciaal daarbij is de vraag hoe onafhankelijk ze zijn ten opzichte van de politici, die altijd wel te porren zijn voor een renteverlaging maar bijna nooit een renteverhoging kunnen waarderen. Om in de dierenwereld te blijven: een havik die een loslopende tijger terug in zijn kooi moet krijgen, staat inderdaad voor een zeer moeilijke opgave. Maar geen onmogelijke.

Binnenkort stuur ik een uitgebreid artikel daarover, en de gevolgen voor de inflatieontwikkelingen komende jaren, naar alle abonnees van de maandelijkse nieuwsbrief. Nog geen abonnee? Meld u dan snel aan.

dinsdag 15 maart 2011

'IPad 2 kan ik niet opeten'

Hoezo inflatie, kijk maar naar de Ipad2. Die is dunner, sneller en beter dan de Ipad1 en kost toch evenveel, 499 dollar (zo'n 355 euro). Dat voorbeeld gebruikte William Dudley, President van de regionale centrale bank in New York en bestuurslid van de Amerikaanse centrale bank, de Fed.

Het leverde hem boegeroep, bij gebrek aan rotte tomaten. Dudley was op werkbezoek in Queens, een arbeidersdeel van New York.

De inwoners die de moeite namen (of tijd hadden!) Dudley te horen spreken, bestookten hem met vragen over hoge inflatie. Zij wezen dan naar hun energierekening, supermarktbonnetje en credit card bonnetjes van de lokale benzinepomp. ‘Wanneer bent u voor het laatst boodschappen gaan doen’, vroeg iemand Dudley.

Dudley erkende (hij kon ook moeilijk anders) dat voedsel duurder is geworden. Maar dat is geen inflatie, omdat veel andere spullen juist goedkoper zijn worden. Als voorbeeld haalde hij de IPad 2 aan. ‘Die Ipad 2 van je kan ik niet opeten’, schreeuwde een aanwezige.

In mijn boek Het inflatiespook heb ik behoorlijk wat pagina’s gewijd aan het verschil tussen de officiële inflatiecijfers en inflatie die mensen voelen. Dat verschil blijkt te ontstaan doordat veel zaken waaraan mensen geld uitgeven, niet eens worden geteld bij de berekening van het officiële inflatiecijfer, maar ook doordat statistici methodes gebruiken om prijzen aan te passen aan kwaliteit bijvoorbeeld. In de regel leiden die aanpassingen ertoe dat prijsstijgingen nooit volledig in inflatiecijfers terechtkomen.

donderdag 10 maart 2011

Kraan opendraaien = portemonnee opentrekken, meer dan vroeger

Voor iemand die vanmorgen in de trein de Spits in handen heeft gehad én die mijn boek Het inflatiespook gelezen heeft, was het artikel op de voorpagina geen verrassing. ‘Waterprijs omhoog’, kopte de gratis ochtendkrant.

En niet zo een beetje ook, met liefst ‘tientallen procenten’. En ook niet ergens in 2050, maar ‘over enkele jaren’. Dat zeggen drinkwaterbedrijven, die natuurlijk gaan over de prijs van water. “De gebruiker gaat betalen”, stellen de drinkwaterbedrijven.

Water wordt onder meer duurder door extra vervuiling van de landbouwsector. Alleen de vervuiler zal niet betalen, maar de gebruiker dus.

woensdag 9 maart 2011

Olie wordt nóg duurder dit decennium

Is olie á $100+ duur? Het is maar hoe je het bekijkt. Vergelijk je het met de prijzen van de afgelopen jaren en decennia dan is moet het antwoord wel ‘ja’ zijn. Vergelijk je het met de waarschijnlijke olieprijs in de toekomst echter, dan is het antwoord ‘nee, niet echt’ veel meer van toepassing.

De vraag naar olie, het zwarte goud, en andere grondstoffen zal in de komende twee decennia stijgen. Dat zal vooral komen door de snel groeiende vraag uit de ontwikkelingslanden door de rappe economische groei daar.

Ondanks de hoge groei van de autoverkopen in China jaar in jaar uit ligt het autobezit in China nu pas op hetzelfde niveau als in de VS in 1917. Ter vergelijking: gemiddeld verbruikt een West-Europeaan jaarlijks 17 kilo aluminium en 9 kilo koper. Voor een Aziaat is dat respectievelijk 3 en iets minder dan 2,5 kilo. Kortom, Eer is nog een lange weg te gaan voor de Chinezen en andere Aziaten (maar hetzelfde geldt voor Oost-Europeanen), met alle bijbehorende gevolgen voor de vraag naar niet alleen olie om steeds meer auto’s te laten rijden, maar ook staal, koper, rubber, leer en vele andere grondstoffen die nodig zijn om bijvoorbeeld de miljoenen auto’s die in China verkocht zullen worden, te maken.

Vraag stijgt, aanbod veel minderTegelijkertijd wijst veel erop dat de productie van olie een stapje terug zal doen. Wellicht niet alleen tijdelijk maar permanent als de Piek-olie voorstanders gelijk krijgen en de huidige voorspellingen over het aanbod van olie in de toekomst te rooskleurig blijken te zijn.

Ook is er een niet te verwaarlozen kans dat een ‘zekerheitje’ geen ‘zekerheitje’ blijft: de huidige omvang van de bewezen reserves kan wel eens een luchtkasteel blijken te zijn. Het drama rondom de bewezen voorraden van Shell in 2004 is ook een waarschuwing in dat opzicht. Het Brits-Nederlandse oliegigant verraste enkele jaren geleden alles en iedereen met de mededeling dat het 20 procent van wat in zijn boeken als ‘bewezen reserves’ stond, zou schrappen. Die 20 procent was toch meer te zien als mogelijke bronnen dan bewezen reserves. Voor veel andere grondstoffen geldt hetzelfde. Het aantal nieuwe bronnen laat te wensen over en de kwaliteit van de meeste grondstoffen neemt af hoe langer een bron, zoals een mijn, dienst doet. Ook daardoor worden de grondstoffen duurder.

Duurdere olie zal niet alleen via de meest bekende weg de inflatie aanjagen. De mens is in veel meer opzichten afhankelijk van olie. Neem zoiets als shampoo.

De verpakking is van plastic, net als de dop. Plastic maken zonder olie is net zo’n makkelijke opgave als een voetbalwedstrijd tegen regerend wereldkampioen die met 3:0 voor staat terwijl 3 spelers van eigen ploeg met rood het veld worden uitgestuurd, binnen 10 minuten van het resterende speeltijd winnend afsluiten: niet mogelijk.

Als olie duurder wordt, wordt plastic, en dus alles waar plastic in zit, ook duurder. Maar het is niet alleen plastic.

Om bij het shampoo-voorbeeld te blijven: de inkt waarmee allerlei info op de verpakking is afgedrukt komt ook voort uit olie, net als de lijm waarmee het papier met de ingrediënten en naam van de producent erop vast zit aan de verpakking. En shampoo zelf tot slot is ook ondenkbaar zonder olie.

Het is dat er een andere geur aan toegevoegd is. Wat voor shampoo geldt, gaat ook op voor duizenden andere producten die we dagelijks gebruiken, zoals tandpasta, lippenstift, scheerschuim, kleding, computers...de lijst is oneindig. Het zwarte goud is in een of andere vorm te vinden in alles waarvan de mens afhankelijk is. Daarom kan alles duurder worden wanneer olie begint op te raken.

De prijs van olie en van andere grondstoffen zullen de komende decennia behoorlijk hoger zijn dan gedurende de jaren negentig. De vraag is alleen hoeveel meer dat zal zijn. Hoe meer, hoe hoger de inflatiegolf die op de wereld afkomt. Sterke bevolkingsgroei in de wereld en de hoge economische groei in opkomende en ontwikkelingslanden zal de vraag naar, en dus de prijzen van, voedsel, water en grondstoffen in de komende jaren aanjagen.

dinsdag 8 maart 2011

Inflatie in de jaren 20, van deze eeuw dan

Nu de inflatie niet alleen in ver weg gelegen landen maar ook bij ons oploopt, is er in de media veel aandacht voor de stijgende prijzen (en mijn boek Het inflatiespook, de tweede druk ligt inmiddels in de boekhandels).

In veel artikelen en analyses over de stijgende inflatie overheerst de vraag hoe de prijzen zich de rest van dit jaar zullen ontwikkelen. Ik vind dat een veel te korte horizon. Ik zou bijna willen zeggen: who cares. Het gaat om wat de inflatie de komende jaren voor ons in petto heeft. Dát was ook mijn insteek toen ik Het inflatiespook ging schrijven. Niet 2011, maar de komende jaren, zeg maar de rest van dit decennium dat net begonnen is.

Verrekijker erbij
Maar we kunnen natuurlijk ook nóg verder in de toekomst proberen te kijken (waarbij het zicht natuurlijk veel slechter wordt).

Onlangs bekeek ik een filmpje op Mejudice.nl, een discussieplatform voor economen. Charles van Marrewijk, hoogleraar economie aan de Universiteit Utrecht, had het in het filmpje over de vergrijzing in China.

Wie de demografische trends doortrekt in dat immense land, ziet vrij snel dat China vanaf 2020 te maken zal krijgen met grootschalige vergrijzing (alles in China lijkt grootschalig te zijn, dus de vergrijzing ook). Het aandeel 15 tot 65-jarigen in de totale bevolking zal flink afnemen, aldus Van Marrewijk.

Zo zal de vergrijzing vanaf ongeveer 2025 een flinke rem zetten op de economische groei in China, verwacht hij.

Hij bekijkt de invloed van demografie in China op economische groei. Maar er zijn ook gevolgen voor de inflatie.

Wie werkt, spaart. Ouderen die met pensioen gaan, ontsparen na hun 65-ste. Voor China zal dat niet anders zijn. Lees: de vraag naar allerlei goederen en diensten, denk aan reizen, zorg, andere soort huizen et cetera, zal stijgen.

Daarnaast geldt dat de vergrijzing op de arbeidsmarkt voor schaarste zorgt. Immers, relatief minder mensen die behoren tot de beroepsbevolking betekent dat arbeid schaars wordt. En wat schaars is/wordt, is/wordt duurder.

Omdat China heel veel exporteert naar de rest van de wereld, is de kans groot dat de vergrijzing voor inflatiedruk uit China richting de rest van de wereld zal zorgen.

Maar zoals ik al gesteld heb, kijken zo ver in de toekomst is eigenlijk geen kijken, je ziet alleen vage silhouetten. Een nieuwe technologische doorbraak kan voor een economische impuls zorgen die de groei aanjaagt en de inflatie omlaag drukt. Ik zie nu niet wát dat zou kunnen zijn, maar wie zag in de jaren tachtig internet die rol spelen een decennium later?

Grondstoffen en voedsel
Van iets anders ben ik veel zekerder, namelijk dat de grondstoffen en voedsel duurder zullen worden. Daar is het rekensommetje veel makkelijker te maken.

De vraag neemt toe door bevolkingsgroei en welvaartsgroei, vooral in ontwikkellings- en opkomende landen. Zeker voor grondstoffen geldt dat die langzaam maar zeker uitgeput raken (zeker als we het over 2025 en verder hebben). Ook de landbouw moet straks flink meer produceren op veel minder grond (door klimaatverandering, urbanisatie) om de vraag te kunnen bijbenen.

Mijn verwachting is dat dat niet helemaal zal gaan lukken en dat voedsel dus duurder zal worden. Stijgende voedsel- en grondstoffenprijzen zijn factoren die de inflatie aanjagen. Dat zal in 2025 niet anders zijn dan nu.

maandag 7 maart 2011

ECB vs Fed: een korte handleiding

Waarom laten de Europese Centrale Bank (ECB) en de Fed totaal verschillende geluiden horen naar aanleiding van de stijging van de olieprijs en de voedselprijzen. De Fed ziet geen enkele reden de rente te verhogen terwijl de ECB een renteverhoging in april aangekondigd heeft. Beide zijn toch centrale banken? Die vraag krijg ik de laatste dagen van heel veel bezoekers van inflatieblog.nl.

Zo vaak, dat het efficiënter is die te beantwoorden met een blogpost dan via mail. Bovendien: als 10 mensen die vraag stellen, dan zullen er waarschijnlijk nog eens 100 rondlopen met dezelfde vraag.

Hier is het antwoord.

Door welke bril kijk je?
Een van de redenen is dat de klap van de hogere olieprijs in de VS een andere vorm heeft, althans volgens de Fed, dan in de eurozone. De Fed zit op de lijn dat de hoge olieprijs vooral de economische groei raakt en niet zozeer de inflatie aanjaagt.

Dat komt voor een belangrijk deel door de definitie van de inflatie die de Fed hanteert. De Fed praat namelijk over kerninflatie. Dat is, zoals ik eerder hier geschreven heb, in mijn ogen een gedrocht, omdat de voedsel- en energieprijzen buiten beschouwing worden gelaten. Laat de administratieve prijsverhogingen (belastingen, heffingen) er ook uit en er is zelfs helemaal geen inflatie, zoals een Britse centrale bankier laatst ‘wijs’ opmerkte. Inderdaad, als je geen rekening houdt met voedsel- en energieprijzen, dan hoef je als een centrale bank niets te doen.

Als de ECB over inflatie praat, dan heeft de centrale bank het altijd over inflatie inclusief alles. En dan verandert het plaatje natuurlijk, want dan is er wel alle reden tot zorg. De inflatie loopt namelijk op.

Wet is anders
Een andere reden is dat de centrale banken wet in de eurozone heel anders is dan in de Verenigde Staten. De Fed heeft als taak zorgen voor lage inflatie, maar ook voor redelijke economische groei en zo hoog mogelijke werkgelegenheid.

De Amerikaanse economie groeit redelijk, maar de arbeidsmarkt is ziek. De werkloosheid bedraagt ongeveer 9 procent (dat is de officiële werkloosheid, veel Amerikaanse economen stellen dat die in werkelijkheid veel hoger is). Rente verhogen in zo’n omgeving zou niet geheel overeen komen met de taak van de Fed. De ECB daarentegen heeft maar één taak: zorgen voor lage inflatie.

Daarnaast is de Amerikaanse economie aanzienlijk meer flexibel dan die van de eurozone. Dat betekent onder meer dat de inflatie makkelijker stijgt en zakt. Het is niet voor niets dat de eurozone de crisis is ingegaan met een ruimschoots hogere inflatie dan de VS.

Bovendien is de zogeheten overcapaciteit, de mate waarin productiemiddelen niet worden gebruikt, veel groter in de VS dan in de eurozone. Bij de Fed heerst de gedachte dat hoe groter de overcapaciteit is, hoe minder inflatiegevaar (in mijn boek Het inflatiespook ga ik daar dieper op in en toon aan dat het heel gevaarlijk die relatie als een automatisme te zien).

Waar arbeid, gezien de hoge werkloosheid, in de VS alles behalve schaars is, geldt dat niet voor een land als Duitsland. Daar vechten bedrijven om arbeidskrachten. Ergo, de lonen stijgen er sneller en sneller.

Voor de ECB is er dus alle reden om de rente eerder te verhogen dan de Fed. Dat wil echter niet zeggen dat de ECB een makkelijke taak heeft. Integendeel zelfs. Dat heeft alles te maken met de stand van zaken in de eurozone en met de euro, waarover morgen meer. Same time, same place.

Wen maar aan de hoge benzineprijs (2,00 euro?)

Peter Vosser, de topman van ‘onze’ Koninklijke Shell, verwacht dat de olieprijs binnenkort zal dalen. Dat is echter geen reden voor opluchting. Op de middellange termijn kan olie eigenlijk alleen maar duurder worden. Het aanbod kan volgens Vosser straks de vraag niet meer bijbenen. En dan is er maar een weg die de olieprijs kan bewandelen en dat is omhoog.

Het is een combinatie van te weinig investeringen in olieproductie en uitputting van voorraden, zoals ik uitvoerig beschrijf in mijn boek Het inflatiespook. Tussen het moment van investering in het oppompen van olie uit de grond en dat een liter benzine gemaakt van die olie in uw autotank vloeit, liggen doorgaans vele jaren, soms zelfs een decennium.

Uitputting wil NIET zeggen dat olie opraakt (uiteindelijk gebeurt dat natuurlijk wel, maar als het goed is maken onze kinderen en kleinkinderen dat pas mee). Uitputting betekent WEL dat de olieproductie gepiekt is, maar ook dat de makkelijk vindbare olie schaars is.

Er is een reden waarom olie uit teerzanden niet veel eerder is gewonnen: dat proces is duur. Er ligt nog veel olie onder de oceaanbodem, maar daarbij komen is veel duurder dan boren in de Arabische woestijnen. En speaking over die woestijnen, in toenemende mate moet daar olie uit de dieper gelegen pockets gewonnen worden, wat veel duurder is dan olie uit het grote meer omhoog pompen. 

Meer kosten maken om olie boven de grond te krijgen, betekent dat de olie zelf duurder wordt. En in het verlengde daarvan dat een liter euro 95 in de niet zo ver weg gelegen toekomst 2,00 euro kan toppen.

zondag 6 maart 2011

Hoera voor de ECB

Toen de Europese Centrale Bank (ECB) werd opgericht, kreeg de bank als taak zorgen voor prijsstabiliteit. Volgens de ECB is daarvan sprake als de inflatie lager is, maar niet ver onder 2 procent (op jaarbasis) ligt. Dit dan niet elke maand maar op de middellange termijn bezien. De taak is niet ‘steun de probleemlanden van de eurozone’ en ook niet ‘zorg voor maximale economische groei op de korte termijn’, ‘doe wat de politici graag willen dat je doet’ of ‘kijk naar een paar afzonderlijke landen in de eurozone’ (de ECB moet naar de eurozone als geheel kijken). Nee, de taak is duidelijk: prijsstabiliteit boven alles.

Kijken we naar de inflatieontwikkeling in de eurozone met de eerder genoemde definitie van prijsstabiliteit, dan zien we al snel dat de inflatie te hoog is. Het laatste cijfer voor de eurozone is 2,4 procent. De inflatie ligt bovendien al enkele maanden boven het plafond van 2 procent.

Regen en zonneschijn
Dat op zich is nog geen reden voor de ECB om actie te ondernemen tegen inflatie. Daar zorgt de toevoeging ‘op de middellange termijn’ uit de eerder genoemde taakomschrijving voor. Middellange termijn is ongeveer twee jaar vooruit.

Dat de inflatie nu te hoog is, wil natuurlijk niet zeggen dat die ook over twee jaar nog steeds te hoog zal zijn. Immers, als het vandaag regent, betekent dat niet dat het eind van de week nog steeds zal regenen. Maar het betekent ook niet dat de zon zal schijnen. Kortom, het komt er dan aan op ouderwetse (economische) analyse.

De eerste stap is achterhalen wáárom de inflatie nú te hoog is. Al gauw blijken de oorzaken de gestegen grondstoffen- en voedselprijzen te zijn maar ook verhogingen van allerlei heffingen en belastingen door de Europese overheden, zoals de BTW.

De tweede stap is de vraag beantwoorden: is de stijging van de grondstoffen- en voedselprijzen tijdelijk of niet. In dat laatste geval spreken economen van een structurele stijging. Uiteraard moet ook de vraag ‘is het waarschijnlijk dat de overheden sommige belastingen en heffingen verder zullen verhogen’ net zo relevant.

Voedsel
Eerst de voedselprijzen: de Wereldvoedselorganisatie van de Verenigde Naties, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, niet de minste internationale organisaties met bovendien honderden experts op dat gebied in dienst, zijn duidelijk: voedsel is niet ‘eventjes’ duurder geworden de afgelopen maanden, de stijging van de voedselprijzen is structureel. De ECB zelf kwam ook tot die conclusie enige tijd geleden.

En de grondstoffenprijzen? Het zou naïef zijn het volgende scenario uit te sluiten: de economieën van opkomende landen zoals Brazilië, India en China blijven hard groeien. Daardoor stijgt de vraag naar allerlei grondstoffen, van aluminium tot zink, enorm. In combinatie met enige uitputting, walst de vraag ernaar over het aanbod heen. Je hoeft geen econoom te zijn om te weten wat het gevolg is op de prijs van iets wat heel veel mensen graag willen hebben terwijl de voorraden kleiner zijn dan de vraag: de prijs loopt op.

Dure grap
Dat scenario uitsluiten, en dus denken dat het met de inflatie wel mee zal vallen, zou een hele dure grap zijn als het scenario zich wel ontvouwt. Want dan is de inflatie zodanig gestegen dat de ECB de economie in een recessie moet manoeuvreren met zijn renteverhogingen om de inflatie terug in het hok te krijgen. Gelukkig sluit de ECB het genoemde scenario niet uit.

Tot slot de overheden in de eurozone, of beter gezegd overheidsfinanciën in de muntunie. Daarover weten we een paar dingen zeker.

Ten eerste dat de begrotingstekorten enorm zijn (in het ene land groter dan het andere, maar wel overal te hoog).

Ten tweede is bekend dat de staatsschulden in heel veel eurolanden veel te hoog zijn.

Ten derde wijst alles erop dat de jaren van uitbundige economische groei zoals vóór de crisis, voorlopig in ieder geval voorbij zijn. Hoe hoger de economische groei, hoe meer inkomsten voor de overheden en hoe lager de uitgaven (denk aan WW-uitkeringen bijvoorbeeld). Dus een magische oplossing uit die hoek voor begrotingstekorten hoeven we niet te verwachten.
Ten vierde weten we dat de vergrijzing vanaf dit jaar een feit is. Met alle, negatieve, gevolgen van dien voor overheidsfinanciën (zie ook Het inflatiespook).

Ten vijfde is de kans levensgroot dat de rente die de Europese overheden moeten betalen over hun enorme schulden, de komende tijd veel en veel hoger zal worden dan nu en in het verleden het geval is geweest (oplopende inflatie leidt tot stijgende rentes).

BTW kan hoger
Met dat in ons achterhoofd is het zeer waarschijnlijk dat de overheden nog meer geld zullen proberen af te romen van burgers én bedrijven om zichzelf te kunnen bedruipen. Met dus negatieve gevolgen ervan op de inflatie.

In mijn boek Het inflatiespook leg ik uitvoerig uit wat de krachten zijn die ervoor zorgen dat zowel voedsel als grondstoffen de komende jaren in prijs zullen stijgen. Dat en de overheden zullen in mijn ogen de inflatie nog verder aanjagen (maar er zijn nog meer factoren die daarvoor zorgen, zoals ik in dat boek uitvoerig uitleg).

Toen de President van de ECB na de maandelijkse vergadering begin maart zo goed als aankondigde de rente binnenkort te zullen verhogen, kon ik dat alleen maar toejuichen. Waarom? Omdat de ECB haar taak serieus neemt.

Zorgen voor lage inflatie is niet voor niets de hoofdtaak van de bank. Lage inflatie houdt de langetermijnrentes laag (cruciaal voor investeringen en dus economische groei), zorgt voor minder onzekerheid, holt de waarde van ons spaargeld (en pensioenpotjes!) niet uit en is zo de beste bijdrage die de ECB kan geven in het stimuleren van houdbare, stabiele en redelijke economische groei. En daar wordt iedereen beter van. Dus ik zou zeggen: hoera voor de ECB.

zaterdag 5 maart 2011

Inflatievloedgolf weet van geen ophouden

Het wordt een bijna full time job, bijhouden waar de inflatie alweer hoger is en verder dreigt op te lopen. Ik zou bijna zeggen: pak de wereldkaart, sluit je ogen en leg je vinger zomaar ergens neer. Grote kans dat je een land aanwijst waar de eerste zin van dit stuk voor geldt.

Enkele laatste voorbeelden zijn Brazilië, Mexico en Chili. Centrale banken uit die landen luiden de noodklok, de prijsstijgingen gaan wel erg snel.

In andere Latijns Amerikaanse landen is de situatie niet anders. In Argentinie is inflatie in dubbele cijfers al lang de wrange werkelijkheid. In Colombia verhoogde de centrale bank onlangs de rente waarmee ze de startschot gaf voor de strijd tegen inflatie. Het was de eerste renteverhoging in bijna 3 jaar tijd.

Wenden we ons blik van LatAm af en kijken we naar Azië, dan verandert er, wat de inflatie betreft, he-le-maal niets. In al die landen proberen de overheden en de centrale banken met allerlei ingrepen de inflatiestijging af te stoppen. Behalve renteverhogingen zetten ze bevriezing van prijzen en het aanspreken van noodvoorraden aan om de inflatie te drukken.

De centrale bank van Israel verhoogde de rente deze maand voor de zesde maand op rij, omdat de inflatie maar hardnekkig hoog blijft.